Fritz Tauber, getuigenis van de nacht van 17/18 november 1942

an image of a podium

Fritz Tauber (1906-2004) is een Joodse emigrant, die in 1938 vanuit Oostenrijk naar Nederland vlucht vanwege het opkomende nazisme. Hij vindt werk als technisch tekenaar bij Smit Transformatoren in Nijmegen. Bij de razzia in de nacht van 17 op 18 november 1942 worden hij en zijn vrouw Helene opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. De directeur van Smit dringt bij de Duitsers aan op zijn vrijlating: “Zonder Fritz kunnen we geen transformatoren maken.” Met succes, op 21 november worden Fritz en zijn vrouw vrijgelaten. Enige tijd later duiken ze onder in Friesland. Daar schrijft Tauber het boekje ‘Rondom Westerbork’ over de Jodenvervolging, de novemberrazzia in Nijmegen en Westerbork. In Friesland maken de Taubers de bevrijding mee.

Fritz Tauber, getuigenis van de nacht van 17/18 november 1942

Fritz Tauber is één van de weinige overlevenden van de razzia in de nacht van 17 op 18 november 1942 in Nijmegen. Hij legt zijn ervaringen van die nacht vast in een boekje. Op deze pagina enige citaten. “Geruchten deden al lang de ronde dat de provinciesteden jodenvrij gemaakt zouden worden, maar in ons onverwoestbaar optimisme schoven wij de gedachte aan dat feit altijd weer naar de achtergrond.”

***

“Nijmegen, 18 november 1942, een stille najaarsnacht, kil en donker. Iedereen is blij thuis te zijn in een verwarmde gezellige kamer, gemakkelijk zittend een goed boek te lezen of met goede vrienden een geanimeerd gesprek te voeren. Het laatste was ook met ons het geval, niets vermoedend wat enkele uren later met ons gebeuren zou. Het was een avond, die zo een bekoorlijke afsluiting van een arbeidsrijke dag vormde. Opgewekt lieten wij onze gasten uit. Wij waren juist van plan ons ter ruste te begeven, toen plotseling de bel alarmerend en onheilspellend ging. Overstuur kwam een gast terug, een goede vriendin van mijn vrouw, opgewonden vertellend dat zij op straat zwaarbepakte joden onder politiegeleide gezien had en dat zij te weten gekomen was, dat alle joden die niet in het bezit zijn van een zogenaamde ‘Sperrstempel’ deze nacht opgehaald zouden worden.”

****

“Wij hadden nog de moed (…) naar bed te gaan. Maar niet voor lange tijd: om kwart over twaalf ging weer de bel. De voordeur werd door de hospita open gedaan en na enige woorden beneden gewisseld te hebben, die voor ons onverstaanbaar waren, hoorden wij zware stappen de trap opkomen. Ik herinner mij met verschrikkelijke duidelijkheid, hoe de voetstappen steeds dichter bij onze slaapkamer kwamen en hoe ik door onder de dekens te kruipen, de adem inhoudend, probeerde het gevreesde ogenblik te vertragen, uit te stellen. Mijn hart klopte in mijn keel, toen zonder meer de slaapkamerdeur geopend werd en het licht aangedraaid werd. Met een ruw “Opstaan en meekomen” werden wij begroet.”

Persoonsbewijs van Fritz Tauber.
Foto: Collectie Herinneringscentrum kamp Westerbork

Tauber en zijn vrouw worden overgebracht naar de Gemeentelijke HBS aan de Kronenburgersingel, die als verzamelplaats dient.

****

“Omstreeks vier uur ’s morgens waren alle slachtoffers verzameld, bijna 200 jonge en oude, arme en rijke, nederige en geziene, bekwame en onbekwame mensen, alle zonder onderscheid in diepe ellende en vertwijfeling.”

****

’s Morgens rond een uur of zes wordt de groep afgevoerd naar het station in Nijmegen.

****

“Wij werden in drie personenwagons opgesloten. Elke deur werd door een agent bewaakt. Uitgeput lieten wij ons op de banken vallen, niet wetend wat het doel van onze reis was. Westerbork, Vught, Duitsland of Polen?, niemand wist waarheen. Onopgemerkt was de morgenschemering in een lichte novemberdag overgegaan. Het leven op het station nam zijn gewone gang, mensen kwamen en gingen, treinen arriveerden en vertrokken. Niet één plaats geeft meer de illusie van vrijheid dan een station: naar alle richtingen kruipen de spoorstaven, breiden zich uit, vertakken zich, sluiten weer aan elkaar, een spinnenweb geweven van staal, dat de hele wereld over trekt. Op al deze staven rijden de treinen de verte in, de vrijheid tegemoet. Wij stonden op een dood spoor en ook ons leven. “

****

“Afgeleid door de gesprekken vloog de tijd voorbij en tegen tien uur werden wij van het zijspoor op een hoofdspoor verplaatst. Het doel van onze reis wisten wij nog niet. Ik had een zitplaats bij het raam, zodat ik op het perron kon kijken. De ramen moesten gesloten blijven en aan weerszijden van de wagons patrouilleerde politie, in elke wagon was minstens nog een agent aanwezig, de deuren waren op slot. Op het perron stonden de mensen nieuwsgierig of onverschillig, beschaamd of verheugd te kijken. Een jonge man liep opgewonden langs de wagons op en neer, totdat hij zijn meisje gevonden had, een jong leuk en opgewekt ding die met haar moeder ook opgepakt was. Zij konden ten gevolge van de Jodenwetten niet trouwen. Voor onze ogen speelde zich een ontroerend liefdesdrama af. Zij stond binnen bij het gesloten raam en hij buiten op het perron. Vele zoete woorden, beloften van trouw, goede wensen voor de toekomst werden, in de korte tijd die wij nog op het perron stonden, uitgewisseld. Hoe dapper wist zich het meisje te beheersen, dat steeds in de ogen van de jongen staarde, tot de trein langzaam het station verliet. Maar daarmee werd ook haar kracht gebroken, ze viel kreunend in de schoot van haar moeder, die het meisje door zacht strelen probeerde te troosten. Zelfs een moeder kan niet de woorden vinden een zo diepe smart te verzachten.“

****

Later die dag bereikt de trein zijn bestemming, station Hooghalen, bij doorgangskamp Westerbork.

Nijmegen in vrijheid

U kunt contact met ons opnemen via het Infocentrum WO2 Nijmegen,
Ridderstraat 27
6511 TM Nijmegen
024-2200102
welkom@infocentrumwo2.nl

Over ons

Volg ons